Dorien Dijkhuis toegetreden tot het Utrechts Stadsdichtersgilde
1 februari 2021Dorien Dijkhuis, het nieuwste lid van het Utrechts Stadsdichtersgilde, is dichter, schrijver en journalist. Haar debuutbundel Waren we dieren (Nieuw Amsterdam) verscheen in 2019. Eerder publiceerde ze gedichten in literaire tijdschriften zoals Het liegend konijn, Tirade en Extaze. Dorien zit tijdens de Poëzieweek niet stil, je vindt haar terug op de poëtische zeepwikkels van Wonderschoon!, met een troostgedicht voor het UMC en als fietskoerier voor Savannah Bay.
Zelf vindt ze het een grote eer om gevraagd te zijn voor het Utrechts Stadsdichtersgilde en heeft ze veel zin om samen met het gilde poëzie toegankelijk te maken voor een breed publiek. Haar toetreding zat al even in de pijplijn; het gilde zou haar al eerder vragen maar wilde wachten tot een feestelijke inauguratie weer mogelijk was. Toen dat moment steeds verder opschoof werd besloten haar toch alvast te vragen. Ook zonder feest is de eervolle toetreding een heugelijk feit, daarom vroegen wij Dorien naar haar plannen bij het gilde.
Wat is voor jou de meerwaarde van het gilde?
Het Stadsdichtersgilde biedt mij een kans me maatschappelijk in te zetten via poëzie, dat maakt het waardevol. Een voorbeeld daarvan is de Eenzame Uitvaart, een landelijk project dat in Utrecht wordt verzorgd door het gilde (dichters schrijven een gedicht en lezen dat voor bij de uitvaart van overledenen die het ontbreekt aan familie of een sociaal netwerk, red.). Verder helpt het gilde poëzie zichtbaar te maken in de stad. Niet alleen door stadsgedichten bij speciale gebeurtenissen te schrijven, maar ook door een brug te slaan tussen dichters en lezers. En door de drempel te verlagen. Zo is er bijvoorbeeld een spreekuur in de Bibliotheek Neude, waar je langs kan komen met gedichten om input te krijgen van leden van het gilde.
“Het Stadsdichtersgilde helpt om een brug te slaan tussen dichters en lezers.”
Ik vind het persoonlijk ook waardevol om toe te treden tot het gilde omdat schrijven soms eenzaam kan zijn, je hebt er veel afzondering voor nodig. Ik vind het daarom ook fijn om me met anderen te verbinden en samenwerkingen aan te gaan. Momenteel werk ik bijvoorbeeld met een componist, een illustrator en een virtual reality-maker aan een poëtische VR-installatie. Ook treed ik veel op met musici. Nu hoop ik mooie samenwerkingen tegemoet te gaan met het gilde.
Heb je al iets gedaan voor het gilde?
Direct nadat ik te horen kreeg dat ik aangedragen werd voor het Dichtersgilde mocht ik al aan de slag. De eerste opdracht was een gedicht voor patiënten van het UMC. Normaal gesproken worden patiënten voorgelezen door verplegend personeel tijdens de Poëzieweek. Dat kon nu niet wegens corona, daarom kreeg het Dichtersgilde de opdracht om vijf gedichten te schrijven en op te nemen, die worden vertoond in het ziekenhuis (bekijk Doriens opname hier). De gedichten komen daar ook te hangen, gedrukt op plexiglas. Als bron van inspiratie en troost. Dat is volgens mij ook een goed voorbeeld van hoe poëzie een meerwaarde kan hebben in de samenleving.
Hoe ben je in Utrecht terechtgekomen?
Ik ben naar Utrecht gekomen om Nederlands te studeren. In het café waar ik werkte schonk ik cappuccino’s aan Ingmar Heytze, die zat daar vaak in een hoekje gedichten te schrijven. Dan probeerde ik te lezen wat hij schreef, hij was in die tijd al een alom bekende Utrechtse dichter, maar dat lukte helaas nooit.
Is je wens om poëzie te schrijven daar ontstaan?
Ik schreef op de middelbare school al gedichten. Van die dramatische pubergedichten over de liefde die niemand mocht lezen. In die tijd kwam het niet bij me op dat je echt dichter kon wórden. Ingmar Heytze was voor mij de personificatie van de dichter, de Dichter met een hoofdletter. In die zin was zijn aanwezigheid in dat cafeetje motiverend. Ik pakte het schrijven weer op. Ik vind het zelf ook heerlijk om in cafés te schrijven, dat mis ik nu enorm. Het zijn inspirerende plekken met hectiek, flarden van gesprekken en geroezemoes. Corona doet wel iets met de inspiratie, ik schrijf nu minder dan voorheen. Inspiratie haal ik nu uit lezen en het kijken van documentaires. En uit samenwerkingen met andere kunstenaars.
Klopt het dat je voor Savannah Bay poëzie rondbrengt?
Inderdaad, hoewel ik niet alleen poëzie rondbreng hoor! Ik kom allerlei boeken brengen. Je mag non-fictie bestellen en dan kom ik ook aan de deur, maar het is natuurlijk goed om er een poëziebundel bij te doen. Deze week krijg je dan namelijk de bundel Waar slaap van gemaakt is van Hanneke van Eijken (ook lid van het Utrechts Dichtersgilde, red.) erbij. De fysieke boekhandels mogen niet verdwijnen uit de stad. Ze kunnen niet opboksen tegen grote internetgiganten die met gratis bezorging werken, daarom ben ik voor Savannah Bay gaan rondfietsen. Ik ben trouwens zeker niet de enige. Er zijn wel een stuk of twintig fietskoeriers. Allemaal heel betrokken vrijwilligers.
Waar ben je nu mee bezig?
Ik schrijf veel reisverhalen en -essays. Daar hoop ik in de komende jaren een bundel van uit te geven. Verder werk ik aan de virtual poetry-installatie en aan een muzikaal-poëtische voorstelling met componist Myrthe van de Weetering (luister de nieuwste release hier). En ik ben bezig met mijn tweede bundel. Die vordert gestaag, maar dat is nu nog toekomstmuziek.
Wij zijn benieuwd!