©foto door Frank Ruiter
Bibliografie
Begeerte (Podium, 1995), De lotus van Zoetermeer & andere verhalen (1995), Gemis (Podium, 1997), Achter het warenhuis (Fair Trade Organisatie, 1998), De fluwelen machine (De Bezige Bij, 1998), Hij zegt dat ik niet dansen kan (De Bezige Bij, 2003), De vanger (De Bezige Bij, 2002), Alle verhalen (De Bezige Bij, 2003), De bastaard (De Bezige Bij, 2004), Koudvuur (De Bezige Bij, 2006), Betekenissen (Aristos, 2005), Dit zijn mijn woorden niet (Heinen, 2008), De spelers (De Bezige Bij, 2010), De ochtend valt (De Bezige Bij, 2012), De zoetheid van geweld (De Bezige Bij, 2013), Schaduwvlammen (De Bezige Bij, 2007), Als je me maar blijft schrijven (Podium, 2012), De vanger / de bastaard (De Bezige Bij, 2014), Het moet eten, ademhalen, slapen (Atlas-Contact, 2009), De ochtend valt (Querido, 2012), Als je me maar blijft schrijven (Podium, 2012), De zoetheid van geweld (De Bezige Bij, 2013), De blauwe muze (De Bezige Bij, 2014), Vallen is als vliegen (Querido, 2019)
Links
Manon Uphoff
1962
Manon Uphoff (Utrecht, 1962) is schrijfster, scenarist en beeldend kunstenaar. Ze debuteerde in in 1995 met de verhalenbundel Begeerte. Haar meest recente roman Vallen is als vliegen werd met veel lof ontvangen.
Manon Uphoff groeide op in een groot gezin in de Damstraat (Lombok, Utrecht). Uphoff was het negende kind van Petrus Elizius Hendriks, ‘Piet’, Uphoff en het zesde kind van Antoinette Steenwijk. De vader van Uphoff had uit zijn eerste huwelijk al vijf kinderen. Naast zijn kantoorbaan schilderde hij. Manon Uphoff is acht maanden na het overlijden van haar broer geboren, die werd overreden door een vrachtwagen. Het overlijden van haar broer had grote invloed op haar jeugd en opvoeding. Later volgden nog een broertje en zusje en bestond het gezin uit dertien kinderen. De eerste school die Uphoff bezocht was de School met den bijbel in de straat, later bezocht ze een katholieke school. Ze begon al jong met tekenen en schrijven. Horror was haar favoriete thema.
In 1974 verhuisde het gezin, waarvan de meeste kinderen inmiddels niet meer thuis woonden, naar Nieuwegein. Wegens wangedrag en spijbelen werd Uphoff van de gymnasiumafdeling van de Bonifatius college te Utrecht weggestuurd. Ook de Kunstacademie maakte ze niet af. Daarna volgde ze een aantal vakken aan de lerarenopleiding aan de Utrechtse Hogeschool en kwam vervolgens in 1987 bij de Rijks Universiteit Utrecht terecht om literatuurwetenschap te studeren. In hetzelfde jaar werd haar eerste en enige dochter geboren. De eerste jaren na de geboorte van haar dochter gaf Uphoff les aan het ROC in Utrecht. Sinds 2004 is zij redacteur bij ‘De Revisor’.
Haar eerste publicatie was haar fameuze verhaal ‘Poep’, in het literaire tijdschrift ‘De tweede ronde’ (1994). In 1995 debuteerde ze met de verhalenbundel ‘Begeerte’. Deze werd het jaar erop genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. ‘Begeerte’ won in 1996 de Rabobank Lenteprijs. Daarna volgde de roman ‘Gemis’ (1997), macaber en glashelder qua aard. Uphoff schrijft in deze roman: “Wie uit een groot gezin komt, kent de haast tijdens het opscheppen van het eten, het in elkaar verstrikt raken van lichamen en het gevecht om het woord.” Gemis werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. Uphoff ontving in 2002 de eerste C.C.S. Croneprijs, de oeuvreprijs van de gemeente Utrecht voor Literatuur. In 2012 won ze met haar novelle ‘De ochtend valt’ de Opzij literatuurprijs. Haar novelle ‘De vanger’ werd in 2003 verfilmd onder regie van Johan Timmers. Haar recent verschenen roman Vallen is als vliegen werd met grote lof overladen door recensenten, boekverkopers, schrijvers en lezers.