Spring naar content

Foto: Onbekend, 1939

Bibliografie

Vondels bekering (1907) Barok en romantiek (1923) De dominee in onze literatuur (1924) Katholiek (1924) Romantiek en katholicisme in Nederland. Deel 1: kunst (1926) Romantiek en katholicisme in Nederland. Deel 2: wetenschap en staatkunde (1926) Hollandsche schilders en schrijvers in de vorige eeuw (1927) Herleving van de wetenschap in katholiek Nederland (1930) Van de daken (1930) Java in de kunst (1933) Vondels geloof (1935) Schaepman (1936) Le romantisme de Tolstoï (1941) Geschiedschrijvers van onze Letterkunde (1944) A. Thym (1946) Nietzsche's antichrist (1946) Het hoofd van Johannes (1951) Boekentaal (1955) Cornelis Broere (1955) Dies natalis (1955) Schilderkunst en literatuur in de 16e en 17e eeuw (1957) Vijf studies (1957) Multatuli (1958) Schilderkunst en literatuur in de 19e eeuw (1959) De leek in de kerk (1960) A. Ariëns (2 dln) (1941)


Links


80. Gerard Brom

1882-1959

Gerard Brom (Utrecht, 1882 – Wychen, 1959) was literatuurwetenschapper, kunst- en cultuurhistoricus en voorman in de eindfase der culturele katholieke emancipatie. Brom is naar zijn vader vernoemd die in 1856 de oprichter van de Edelsmidse Brom was. Hij legde zich toe op het vervaardigen van edel- en siersmeedkunst voor de Rooms-katholieke Kerk. Zijn vader overleed echter nog voor zijn geboorte.

Brom kwam uit een gezin van twaalf kinderen. Zijn jeugd speelde zich af in de sfeer van het katholiek optimisme. Hij volgde de cursus humaniora (kleinseminarie) aan het Bisschoppelijk college in Roermond. Daarna studeerde hij geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht, om vervolgens over te stappen op Nederlandse taal- en letterkunde.

In 1907 promoveerde hij -cum laude- op het proefschrift ‘Vondels bekering’. Bij medeneerlandici wekte het proefschrift schandaal op, omdat het in leesbaar Nederlands was geschreven. In 1935 werkte hij het proefschrift verder uit in een boek dat voor een groter publiek toegankelijk was, genaamd ‘Vondels geloof‘. In 1907 trouwde Brom met de katholiek geworden Willemien Struick.

Brom was werkzaam als leraar in Maastricht, Haarlem en Apeldoorn. In de jaren die volgden trad hij op als organisator van en spreker op katholieke bijeenkomsten. Hij vernieuwde het katholieke leven en was actief in de drankbestrijding. In 1916 richtte hij het tijdschrift De Beiaard op. Het tijdschrift stelde zich ten doel katholieken op zelfbewuste wijze in contact te brengen met andersdenkenden en alle uitingen van de moderne kunst. Hij doceerde drieëntwintig jaar lang de vakken schoonheidsleer en kunstgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen.

Brom schreef een aantal biografieën over katholieke voorlieden als Cornelis Broere, Alberdingk Thijm, Herman Schaepman en Alfons Ariëns.

Brom was een geducht polemist, tevens een geraffineerd stilist van het ‘rooms-barokke’ type. Hij rekende genadeloos af met de domineedichters, zoals Bernard ter Haar.Brom kwam in 1959 in het ziekenhuis te overlijden, ruim een jaar na het overlijden van zijn vrouw.

 

 

Fragment uit Vondels geloof (1935)

“Humanisten lijken ver van Doopsgezinden af te staan, die bij wijze van spreekwoord zeggen: ‘hoe geleerder, hoe verkeerder’ en daarom geen verbinding van wetenschap met geloof willen erkennen. 1). Het kost Vondel ontegenzeggelijk een hele stap om toenadering te tonen tot zulke, nu eens Libertijnen, dan weer Politieken genoemde, geesten, ofschoon ze in veel opzichten toch Mennisten nader zijn dan de heersende Gereformeerden. Doopsgezinden zijn immers tegelijk een ruim en een eng soort Protestanten, ruim door hun gemis aan bepaalde leerstellingen, eng door hun hoe langer hoe meer versplinterde sekten, die elkaar willekeurig uitbannen. Dus voelt Vondel zich humanisten verwant, voorzover ze hem een algemene vorming hebben te geven, terwijl hij hun tegelijk vreemd blijft, omdat ze zijn hart onvoldaan laten. De dichter moet bij zulke verhoudingen een tweestrijd doormaken, die zijn ernstige ziekte een psychische complicatie meegeeft. Dat hij na zijn bedanken als diaken ineens verschillende werken uitgeeft, toont tenminste een gevoel van bevrijding.”