Spring naar content


Bibliografie

De psychologie der Spaansche mystiek (Amsterdam: Uitgeverij H.J. Paris, 1931) Spaansche reis- en krijgsjournalen uit de Gouden Eeuw (Groningen: Uitgeverij Noordhoff, 1933) Hernán Cortés en Monteczuma (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1933) Kronieken van Spaansche soldaten uit het begin van den tachtigjarigen oorlog (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1933) Een Spaansch schetsboek (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1935) De achtergrond der Spaansche mystiek (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1936) De Spaansche burgeroorlog (Hilversum: Uitgeverij Brand, 1937) Spraakkunst van het hedendaagse Spaans (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1938) De Onoverwinnelijke Vloot (Amsterdam: Uitgeverij Van Kampen, 1939) Spaansche aspecten en perspectieven (Rotterdam: Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 1939) De schatten van Medina-Sidonia (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1939) Hedendaags Spaans (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1940) De verzonken zilvervloot van Vigo (Zutphen: Uitgeverij Thieme, ) Johanna de Waanzinnige (Amsterdam: Uitgeverij Meulenhoff, 1940) Geestelijke verwarring (Den Haag: Uitgeverij Leopold, 1940) Philips Willem (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1941) Montigny (Amsterdam: Uitgeverij Meulenhoff, 1942) Vandaag geen spreekuur (Amsterdam: Uitgeverij Meulenhoff, 1932) De Renaissance in Spanje (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1932) Nederlands-Spaans en Spaans-Nederlands Woordenboek (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1935-1938) Nederlands-Spaans en Spaans-Nederlands Woordenboek (Zutphen: Uitgeverij Thieme, 1935-1938)


Links


49. Johan Brouwer

1898-1943

Johan Brouwer (Delfshaven, 1898 – Haarlem, 1943) was als jongeman betrokken bij een moord, werd veroordeeld en ontwikkelde zich daarna in de gevangenis tot toonaangevend hispanist. Auteur van historische romans en kenner van Spanje en de Spaanse mystiek. Hij woonde na zijn vrijlating in 1929 enige tijd in Utrecht en later opnieuw, van 1939 tot 1941.

Als 17-jarige liet Brouwer zich inschrijven als kwekeling aan de Zendingsschool. Vier jaar later werd hij echter ontslagen als kwekeling-zendeling en deed vervolgens in 1920 staatsexamen gymnasium-A. Hij ging naar Leiden om daar aan de Rijksuniversiteit oosterse talen te studeren.

Brouwer en zijn broer pleegden in 1921/1922 een moord en werden beiden veroordeeld. Eind 1922 kreeg Brouwer 8 jaar gevangenisstraf opgelegd en zou uiteindelijk tot eind 1928 in Leeuwarden in de gevangenis zitten. Hier maakte hij een begin met de studie Spaans. Na zijn vrijlating werd hij ingeschreven aan de Rijksuniversiteit in Groningen en legde daar een half jaar later zijn kandidaatsexamen Spaans af, en twee maanden later cum laude het doctoraal, met Frans en Italiaans als bijvakken. Een klein jaar later promoveerde hij met een proefschrift over de psychologie van de Spaanse mystiek.

Brouwer begon vervolgens te schrijven en zou vanaf 1932 een aantal wetenschappelijke en semi-wetenschappelijke werken over Spanje, enkele romans, vertalingen en vele artikelen publiceren, zoals in 1933 zijn twee grote werken over de Spaanse koloniale en militaire geschiedenis: ‘Hernán Cortés en Monteczume’ en ‘Kronieken van Spaansche soldaten’. Onder het pseudoniem Johannes Geerlinck publiceerde Brouwer in 1932 een van de ultieme Utrechtromans: V’andaag geen spreekuur’. Hierin voert een geheimzinnige arts vreemde wetenschappelijke experimenten uit in de crypten en werfkelders van een middeleeuwse, benauwde ‘stad van verborgen verderf’.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte Brouwer al snel betrokken bij verschillende vormen van verzetsactiviteit. Samen met anderen pleegde Brouwer in maart 1943 een aanslag op het bevolkingsregister in Amsterdam, waarvoor hij o.a. trotyl en vuurwapens wist te krijgen. Een week na de aanslag werd hij echter gearresteerd met elf andere deelnemers aan deze aanslag en ter dood veroordeeld. Op 1 juli 1943 werd Brouwer gedood door een Duits vuurpeleton in de duinen van Overveen.

 

 

Fragment uit artikel Uitzicht. Don Ramón Maria del Valle-Inclán uit ‘De Gemeenschap’ (1934)

“Wie gevoelig is voor de bekoring van het welluidende woord en het rhythme van een versregel, zal reeds door het uitspreken van den melodieusen naam Don Ramón Maria del Valle-Inclán in een stemming geraken, die hem verwant maakt met dezen grooten Spaanschen kunstenaar.

Don Ramón is de prins der moderne Spaansche dichters, een prins met de allures van een feodaal heer en de ziel van een renaissance-vorst. Zijn voorkomen, het romantisch waas om zijn leven en zijn eigenaardig verscheiden werk heeft vele legenden doen ontstaan.

Als gij hem ziet – gij kunt hem vaak in Madrid ontmoeten – een eleganten, ouden grand-seigneur met fijn gelaat, scherpen neus, langen, patriarchalen baard en veerkrachtigen, vluggen pas, – gevoelt gij dat gij u in tegenwoordigheid van een man bevindt, in hem ziet gij een heerscher.

In Don Ramón is de woeste, barbaarsche heerschzucht van een middeleeuwschen roofridder of van een Zuidamerikaanschen caudillo, en leest gij zijn Tirano Banderas, dan kunt gij begrijpen, dat velen gelooven, dat Don Ramón jarenlang zeeschuimer zou zijn geweest, en ook aan de bloedige Zuidamerikaansche omwentelingen heeft deelgenomen.

De vele lezingen, die in omloop zijn over het verlies van zijn linkerarm versterken menigeen in het geloof in Don Ramón’s bewogen leven. Volgens sommigen zou hij zijn arm hebben verloren in een gevecht met zeeroovers, anderen vertellen dat die arm afgeschoten werd bij een ruiter-charge in Mexico, weer anderen beweren, dat hij dien arm verloor in een barbaarsch tweegevecht op den sabel. De waarheid – die ongelooflijk is – zal ik niet vertellen, getrouw aan Dante’s raad…”