Spring naar content

Foto: H. Moolenijzer (CC)

Bibliografie

Gedichten uit de gevangenis (1792) Poëtische en prozaïsche portefeuille (1805) Gedichten (2 dln) (1788-1789)


Links


38. Pieter Boddaert jr.

1766-1805

Pieter Boddaert jr. (Utrecht, 1766 – Amsterdam, 1805) ging de geschiedenis is als ‘de vieze Boddaert’, omdat hij zijn literaire talent inzette voor het schrijven van schunnige verzen. Volgens Hans van Straten is Boddaert onze belangrijkste erotische dichter.

Boddaert werd in 1766 geboren in Utrecht en gedoopt in de Domkerk. In 1791 sloot hij zijn studie rechten af aan de Utrechtse Hogeschool. Hij publiceerde naast zijn erotische gedichten ook vertalingen van Duitse, Franse en Engelse toneelstukken, zoals Macbeth in 1800.

In zijn gedichten bezingt hij onnavolgbaar het ‘genot des levens’, met blakende vlammen en dartele kussen. Eerlijk verdeelt hij zijn aandacht over mutsenmaakstertjes en schone toneelspeelsters, onvervaard stort hij zich tussen houten benen, altijd bereid tot ‘kussen, stoeien, woelen, zwoegen’ om een `gapend vakje` te vullen met zijn ‘klimmend genoegen’. Zijn verzen zijn teder en onstuimig en van een ontwapenende charme.

Boddaert overleed in 1805 toen hij in Amsterdam van een grachtmuur op het ijs viel. De legende wil dat Boddaert vlak voor hij stierf om vergiffenis vroeg voor zijn scandaleuze levenswandel. Hij werd in de Utrechtse Janskerk begraven.

In 2006 werd door de SLAU in samenwerking met uitgeverij IJzer de bundel Aan de tedere kunneuitgegeven, een verzameling van Boddaerts erotische gedichten. Het was de eerste uitgave van zijn werk in boekvorm sinds 1870.