Spring naar content

Foto: Nationaal Archief NL, 1939

Bibliografie

Experimenten (1911) Muiterij en scheuring 1830. Deel 1-2 (onder Dr. C. Gerretson) (1936) Coen's eerherstel (1944) Essays (1947) Verzamelde werken (historische studies en literair werk) (1976) Experimenten in poëzie en proza (bloemlezing door Jaap de Gier) () Priapaeen (1995)


Links


31. Geerten Gossaert

1884 - 1958

Geerten Gossaert (Kralingen, 1884 – Utrecht, 1958) is het pseudoniem van F.C. Gerretson, dichter, essayist en historicus. Als dichter schreef hij slechts één enkele bundel, ‘Experimenten’, die bij elke van de vele herdrukken werd gewijzigd en aangevuld.

Gossaert studeerde sociologie in Brussel. In 1917 promoveerde hij in Heidelberg en in 1925 werd hij benoemd tot hoogleraar koloniale geschiedenis en etnologie in Utrecht. Tenslotte werd hij in 1939 benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de constitutionele geschiedenis van het koninkrijk. Tevens was hij actief in de politiek. Zo was hij van 1951 tot 1956 voor de Christelijk Historische Unie lid van de Eerste Kamer.

In 1911 bracht Gossaert zijn eerste – en daarmee tevens laatste – dichtbundel ‘Experimenten’ uit. Bij elke nieuwe herdruk werd de bundel uitgebreid: pas met de elfde druk kreeg de bundel met 60 gedichten zijn definitieve omvang. Dit terwijl de eerste uitgave uit slechts 20 gedichten bestond. Vooral het gedicht ‘De moeder’ maakte hem bekend.

Het centrale thema in Gossaerts werk is ‘de verbroken harmonie’, waardoor er in zijn poëzie veel tegenstellingen te vinden zijn, zoals ‘lust en leed’, ‘onrust en rust’, ‘onvrede en vrede’, ‘verlangen en begeren’. Andere belangrijke thema’s zijn ‘de verloren zoon’ en ‘de ballingschap’. In 1950 ontving Gossaert de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre.

Gossaert overleed in 1958.

 

 

De moeder uit ‘Experimenten’ (1911)

Hij sprak en zeide
In ’t zaal zich wendend:
Vaarwel, o moeder
Nooit keer ik weer…
En door de lanen
Zag zij hem gaan en
Sprak geen vervloeking maar weende zeer.

Sprak geen vervloeking…
Doch, bijna blijde,
Beval de maagden:
Laat immermeer
De zetel staan en
De lampen aan en
De poort geopend, de slotbrug neer.

En toen, na jaren
Melaats een zwerver
Ter poorte klaagde:
Uw zoon keert weer…
Zag zij hem aan en
Vond gene tranen,
Voor zoveel vreugde geen tranen meer.