Foto: Keke Keukelaar (CC)
Bibliografie
Oxford Street; Schrijvenderwijs; De demon met de kreeftenbeet; "Tussen het water en de sterren..."; De weg van de wind; "De zee past in geen poëzie"; "Dood is en woord dat niet hoort"; "Als ik dan wakker word"; "Boort zich een begraven woord..."; Niemand is meer alleen; Geloof je met je hart?
Links
27. Guillaume van der Graft
1920-2010
Guillaume van der Graft (Rotterdam, 1920 – Utrecht, 2010) is het pseudoniem van Willem Barnard. Hij was theoloog, schrijver en vooral dichter. Hij debuteerde in 1946 met de dichtbundel ‘In exilio’.
Tijdens zijn studie Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden werd Van der Graft gemobiliseerd en besloot nog tijdens de oorlog theologie te gaan studeren in Utrecht. Deze studie kon hij pas na de oorlog afmaken. Na de oorlog werd hij hulpprediker in Hardenberg. Van der Graft dacht veel na over de positie van de kerk na de oorlog. Hij stapte uiteindelijk van de Protestantse kerk over naar de Oud-katholieke Kerk. In 1966 ontving hij voor zijn theologische werk een eredoctoraat van de Universiteit Utrecht.
Hij geldt als een van de belangrijkste dichters zowel wat strofische psalmvertalingen betreft als nieuwe gezangen en vertalingen van anderstalige gezangen in het ‘Liedboek voor de Kerken’. Hieraan werkte hij jarenlang in de groep dichters van “Het landvolk”. Dit was met Ad den Besten, Muus Jacobse, J.W.Schulte Nordholt en Jan Wit.
In 1946 debuteerde Van der Graft met de dichtbundel ‘In exilio’. Het was hier waar Van der Graft het eerst zijn pseudoniem gebruikte; voor zijn theologische werk gebruikte hij zijn echte naam Willem Barnard. Zijn grote doorbraak als dichter kwam in 1953 met de bundel ‘Vogels en vissen’. Hij raakte echter een aantal jaren in de vergetelheid, tot hij in de jaren negentig een comeback maakte met de bundel ‘Onbereikbaar nabij’ (1997), over zijn pas daarvoor overleden vrouw. Van der Graft werd in zijn laatste jaren herontdekt door een aantal jongere dichters.
Volgens Ingmar Heytze is Van Der Graft de P.C. Hooftprijs waardig: “Een grootheid die niet onderdoet voor Gerrit Kouwenaar.” Zijn werk werd bekroond met onder meer de Sjoerd Leikerprijs en de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs. In 2010 vierde Van Der Graft zijn negentigste verjaardag. Door een groep vrienden, instellingen en bedrijven uit het Utrechtse letterenvak werd hem een portret, gemaakt door kunstenaar Kees Wennekendonk, aangeboden.
In 2010 werd aan Van Der Graft de C.C.S. Crone Prijs toegekend, de hoogste literaire onderscheiding van de stad Utrecht. Postuum, want de bekendmaking kwam helaas te laat: Van der Graft overleed in november 2010. Zijn laatste publicatie was het gedicht ‘Academiegebouw’, dat hij schreef in augustus 2010 voor de reeks ‘Utrechtgedichten’ van SLAU.
‘Vogels en vissen’ (1954)
Ik zat in de bioscoop
en keek naar een film van Parijs
negentienhonderd.
De tijd werd spotgoedkoop
en de mensen leken niet wijs,
ik zag verwonderd
hoe men zich repte als vogels
op glad ijs,
de vrouwen het staartje omhoog,
de mannen de snavel omlaag,
– het navelstaartje,
het snavelbaardje –
wit waren de mensen en zwart
en met een veel vloeibaarder hart
dan wij die hard zijn en grijs.
Maar wij daarentegen,
wij bewegen
ons vloeiend als vissen van celluloid
zonder vleugelbeginsel
en zonder dracht van poten.
En ik bedacht:
ik ben zelf onverwachts
onder het ijs geschoten
van dit bevroren paradijs
waar men lacht om Parijs
negentienhonderd,
maar als ik weer opduik
en kom uit het wak van de Uitkijk
en sta op de Prinsengracht
onder de bomen,
dan kan ik me niet vergissen:
vogels en vissen
werden geschapen op één dag
en overmorgen zullen de mensen komen.