Spring naar content


Bibliografie

'Arcadia' (J.M. Meulenhoff, 1968) 'De strategie' (Querido , 1968) 'Intieme handelingen' (Atheneum-Polak & Van Gennep, 1973) 'Als een beek' (Atheneum-Polak & Van Gennep, 1975) 'Klem' (Atheneum-Polak & Van Gennep, 1984) 'De eenzaamheid door genot' (Meulenhoff, 1987) 'Droom' (Meulenhoff, 1988) 'Een twee drie vier' (Meulenhoff, 1994) 'Afdankingen' (Meulenhoff, 1995) 'Van de verliezer & de lichtbron' (Meulenhoff, 1996) 'Helis' mythe' (Meulenhoff, 1998) 'Mythologieën' (Meulenhoff, 2000) 'Alle gedichten tot dusver' (Meulenhoff, 2002) 'Alle romans tot dusver' (Meulenhoff, 2003) 'Ben jij het, ik?' (Meulenhoff, 2004)


Links


26. Kees Ouwens

1944-2004

Cornelis Johannes – ‘Kees’- Ouwens (Zeist, 1944 – Heemstede, 2004) was dichter en schrijver van romans. In 1968 debuteerde hij met de dichtbundel ‘Arcadia’.

Kees Ouwens debuteerde in 1968j met de dichtbundel ‘Arcadia’. Ouwens schreef naast gedichten ook proza, maar werd vrijwel uitsluitend bekend om zijn experimenteel dichterschap.

Ouwens beschouwde het schrijven als een zoektocht. Hij speelde met de taal en de grammatica, waardoor zijn werk lastig te doorgronden is. De mogelijkheden van metaforiek worden tot in het extreme onderzocht en zijn gedichten kregen een sterk ritme mee. Over het algemeen is zijn poëzie te omschrijven als romantisch, waarin zijn zoektocht naar “de eeuwige vrouw” centraal staat.

In 1976 ontving Ouwens de Van der Hoogtprijs. In 2001 won hij de VSB-prijs voor zijn bundel ‘Mythologieën. Een jaar later, in 2002, werd hij voor zijn gehele oeuvre onderscheiden met de Constantijn Huygensprijs. In het juryrapport werd gesteld dat Ouwens ‘een van onze intrigerendste dichters is, schepper van een volstrekt persoonlijk, eigenzinnig, mystiek oeuvre, verkenner van het onbereikbare’.

Kees Ouwens overleed in augustus 2004 op 60-jarige leeftijd na een langdurig ziekbed in Heemstede.

 

Avond uit ‘Als een beek’ (1975)

Soms klonk over de vallei het denkbeeld van een stem ten tijde van het avonduur
als de lucht al leeg was, het onderworpen land
waarin niets sprak, de weg die met de ogen volgbaar
liep in alle stilte langs loofbos van het buiten
en in de ruimte boven aarde – klokslag negen uit de toren van het gat
dat naast zijn akkers ligt en weiden
en zijn bongerd teelt –
sprak mensloos avond.