Foto: H.J. Backer in Schouten, J.: Wie waren zij? Een reeks van Goudse mannen en vrouwen die men niet mag vergeten. Alphen aan den Rijn, 1980 Repro-Holland. (CC)
Bibliografie
Proeve van stichtelijke mengel-poëzij (1771-1782) Klaagzang (1775) Gedigten en overdenkingen (1777) Klein gedigten voor kinderen (1778-1782) Theorie der schoone kunsten en wetenschappen (1778-1780) Digtkundige verhandelingen (1782) Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst (1801-1802) De waare volksverlichting met opzigt tot godsdienst en staatkunde beschouwd (1793) Kleine bijdragen tot bevordering van wetenschap en deugd (1796) Van Alphen's ABC Boekje (1872) Predikt het evangelium allen creaturen (1801)
Links
11. Hieronymus van Alphen
1746-1803
Hieronymus van Alphen (Gouda, 1746 – Den Haag, 1803) schreef tussen 1778 en 1782 drie bundels ‘Kleine gedigten voor kinderen’. Hiermee werd hij de eerste Nederlandse dichter voor kinderen. Bij elkaar bevatten de bundels zesenzestig gedichten.
De vader van Hieronymus van Alphen was raad in de vroedschap en schepen van Gouda. Zijn grootvader was de Utrechtse hoogleraar Hieronymus van Alphen. Zijn vader stierf toen de kleine Jeroen vier jaar oud was. Van Alphen verhuisde toen met zijn moeder naar Utrecht. Hij zat op de Utrechtse Latijnse school en schreef zich op 16-jarige leeftijd in voor een studie rechten in Leiden. Zijn vervolgstudie was ‘letteren’. In 1772 trouwde hij met Johanna Maria van Goens,met wiehij drie kinderenkreeg. Zijn vrouw overleed bij de geboorte van hun derde kind. In 1780 werd hij procureur-generaal en hertrouwde hij met Catharina Geertruyda van Valkenburg, met wie hij nog twee kinderen kreeg. Van Alpen heeft een tijd als stadspensionaris van Leiden en Thesaurier-generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden gefungeerd. Toen de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1795 instortte, legde van Alphen zijn functie als Thesaurier-generaal neer.
Naast de kinderliteratuur die Van Alphen tijdens de Verlichting schreef, schreef hij (vrome) poëzie voor volwassenen en kunsttheoretische en religieuze beschouwingen. Van Alphen schreef drie gedichtenbundels voor zijn kinderen die hij aanvankelijk anoniem uitgaf. De gedichtenbundels bleken zodanig succesvol te zijn dat ze tientallen malen herdrukt en in verschillende talen vertaald werden. Van Alphen beschouwde het kind als een onbeschreven blad dat spelenderwijs de deugden bescheidenheid, eerbied en gehoorzaamheid moest leren. Zijn kindergedichten bestonden uit eenvoudige en strakke rijmschema’s en waren gemakkelijk uit het hoofd te leren. Zijn bekendste gedicht is ‘Pruimenboom’, dat in 1779 is geschreven. De plek waar zijn zoon Jantje eens ‘pruimen, o! als eieren zo groot’ zag hangen, is nog steeds te zien: in de achtertuin van het huis aan de Trans waar Van Alphen gewoond heeft. En in de huiskamer hangt nog steeds behang en pruimen zo groot als … Juist.
De inspiratie voor zijn gedichten haalde hij uit twee dichtbundeltjes die door de Duitse opvoedkundigen Weisse en Burmann waren geschreven. Ze hadden een nieuwe kijk op de opvoeding van kinderen. Weissen en Burmann werden weer geïnspireerd door de twee bekende filosofen John Locke en Jean-Jacques Rousseau. Het verschil met moderne kinderliteratuur is dat er niet meer de nadruk wordt gelegd op dat kinderen zich ‘netjes’ moeten gedragen, er zit geen wijze les in en ook wordt God er niet bijgehaald.
In 1803 stierf Van Alphen op 56-jarige leeftijd aan een beroerte.