Spring naar content

Foto: Bloem n 1962 in het tv-programma 'Literaire Ontmoetingen'

Bibliografie

Het verlangen (1921) De moeilijkste aller kunsten: verzen vertalen (1931) Media vita (1931) Nederlaag (1937) Sintels (1945) Quiet though Sad (1947) Verzamelde gedichten (1947) Avond (1950) Verzamelde beschouwingen (1950) Aforismen (1952) Terugblik op de afgelegde weg (1954) Afscheid (1957) Doorschenen wolkenranden (1958) Persoonlijke voorkeur (1958) De kerkhof aan het meer (1941) Over het verlangen. Rijswijk (1941) Enkele gedichten (1942) Liefde (1950) Verzamelde gedichten (1965) Na de Bevrijding (1965) Poëtica (1970) Gedichten (historisch-kritische uitgave, A.L. Stötemann en H.T.M. van Vliet (1979) Ongewild archief (1977) Ode (1980) Later (1982) Steekspel op de wijnkaart (met A. Marja) (1984) Zes verzen (1992) B. Slijper (ed.), J.C. Bloem en H. Marsman. De bewaard gebleven brieven (1993) Leven in het verleden: verzamelde aforismen (bezorgd door H.T.M. van Vliet (1996) Insomnia (1997) Later leven (2000) Hommage aan café Oldenburg (met A. Roland Holst (2007)


Links


10. Jakobus Cornelis Bloem

1887-1966

Jakobus Cornelis Bloem (Oudshoorn, 1887 – Kalenberg, 1966) was een Nederlandse dichter, essayist en literatuur criticus. Hij schreef essays en kritieken in literaire tijdschriften, maar kreeg vooral lof voor zijn poëzie. Tijdens zijn leven ontving hij de Constantijn Huygens-prijs (1949), de P.C. Hooftprijs (1952) en de Prijs der Nederlandse Letteren (1965).

Jakobus Cornelis Bloem toonde al op jonge leeftijd belangstelling voor poëzie. Onder druk van zijn vader, een burgemeester, studeerde hij echter rechten in Utrecht – deze studie duurde van 1909 tot 1916, toen Bloem promoveerde. Tot 1946 werkte Bloem in verschillende banen, maar daarna richtte hij zich uitsluitend op de poëzie. Bloem debuteerde in 1921 met de bundel Het verlangen.

Bloem bracht de laatste jaren van zijn leven door in Kalenberg, waar hij werd verzorgd door zijn vroegere echtgenote Clara Eggink. Eggink was jarenlang ook de spil van de literaire vriendenkring van J.C. Bloem, Adriaan Roland Holst, Menno ter Braak en Martinus Nijhoff.

Bloem overleed na een vierde hersenbloeding en werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Paaslo – hij had deze begraafplaats zelf uitgezocht. Op zijn grafsteen siert de slotregel van zijn gedicht ‘Herinnering’: “Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij.”

De Dapperstraat uit Quiet though sad (1947)

“Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant.
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.

Dit heb ik bij mijzelve overdacht,
Verregend, op een miezerige morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.”